Behandeling
Begeleiding en behandeling van schisispatiënten vinden plaats in schisisteams. Een schisisteam bestaat uit verschillende zorgprofessionals. Deze teams zijn vaak verbonden aan een academisch ziekenhuis of een groot regionaal ziekenhuis. Elk team heeft een eigen behandelprotocol.
De ouders zijn het liefst bij de behandeling aanwezig, omdat het het belangrijk is om ook thuis te oefenen zodat de behandeling kan slagen (Baart, 2009).
Soorten behandelingen:
Er zijn verschillende soorten behandelingen voor kinderen met een schisis: de chirurgische, de prothetische en de logopedische behandeling. Wanneer er sprake is van een structureel of anatomisch probleem, zal er eerst gekeken worden naar een chirurgische of prothetische behandeling (Kuehn & Moller, 2000). Voor meer informatie over deze 2 soorten behandelingen zie: schisisnederland.nl. Hier wordt verder ingegaan op de logopedische behandeling.
Logopedische behandeling
Er wordt voor een logopedische behandeling gekozen wanneer de spraak anatomisch zou moeten lukken, maar een kind dit lastig vindt of anders doet (ASHA, 2020). Kinderen proberen hun spraakproblemen soms zelf op te lossen. Ze gebruiken dan andere klanken in de spraak dan de moeilijkere klanken, wat we compenseren noemen. Door spieren in het gezicht anders aan te spannen kunnen kinderen grimassen vertonen, waarmee ze proberen de lucht die via de neus ontsnapt tegen te houden (Amsterdam UMC, 2020). Om deze stoornissen tegen te gaan wordt de logopedist ingezet.
Behandeling bij articulatiestoornissen
Bij een stoornis in de articulatie is het belangrijk dat het kind zich bewust wordt van zijn spraak. Zo leert het kind het verschil te herkennen tussen een goede en een foute articulatie. Dit kan de logopedist aan het kind laten zien door middel van feedback. Feedback gebeurt op verschillende manieren: zien, voelen en/of luisteren. Een voorbeeld hiervan is:
- Zien: dit kan door het kind tijdens het spreken in een spiegel te laten kijken. Zo ziet het kind wat er met/in de mond gebeurt tijdens het spreken (zie afbeelding 10).
- Luisteren: de logopedist kan een opname van een gesprek maken tussen het kind en een gesprekspartner. Vervolgens kan deze opname teruggeluisterd worden en kan het kind naar zijn eigen spraak luisteren.
- Voelen: door middel van een ijsstokje kan de logopedist het kind laten voelen waar de tong moet zitten tijdens het maken van een bepaalde klank.

Afbeelding 10: feedback door spiegel (2020)
2 therapie voorbeelden
De therapie Van Riper:
Voor het aanleren van een klank en het juist articuleren ervan bestaan verschillende therapieën. Een therapie hiervoor is de therapie Van Riper (Günther en Kessels-de Beer, 2005; Kuehn & Moller, 2000). Dit gebeurt in de volgende volgorde:
- Het herkennen van een klank
- Het vergelijken van een goed uitgesproken klank met de eigen uitspraak
- De uitspraak wijzigen en verbeteren
- Het toepassen van een goed uitgesproken klank
Metaphon:
Wanneer een kind een klank goed kan maken, maar moeite heeft met het gebruik ervan, bestaan er ook therapieën. Een therapie hiervan is de Metaphon (Bron et al., 2013). Deze therapie bestaat uit verschillende fasen:
- Het kind wordt zich bewust van klankeigenschappen en de onderlinge relaties daartussen
- De opgedane kennis leert het kind toepassen in de communicatieve setting
Behandeling bij resonantiestoornissen of stoornissen in de luchtstroom
Bij een stoornis in de luchtstroom of in de resonantie is het belangrijk dat het kind zich bewust wordt van de gebeurtenis. Dit doet de logopedist aan de hand van feedback aan het kind door: te laten zien, voelen en/of luisteren wat er precies gebeurt. Het is belangrijk dat het kind eerst weet wat er gebeurt om het vervolgens op een goede manier te oefenen en aan te passen. Er zijn verschillende manieren om dit te doen. Om een voorbeeld te geven zijn er een paar uitgelegd:
- Zien: de logopedist kan aan het kind laten zien wat er gebeurt door middel van de nasometer. De nasometer is een meetinstrument wat onder de neus wordt gehouden (zie afbeelding 11). Op een digitaal scherm wordt dan duidelijk gemaakt wanneer de lucht door de neus komt en wanneer door de mond (Kummer, 2011). Om het voor het kind leuk en actief te houden, zijn er spellen toegevoegd waarmee de hoeveelheid lucht door de neus/mond op een speelsgewijze manier kan worden geoefend (zie afbeelding 12).

Afbeelding 11: nasometrie. (Amman, 2021)

Afbeelding 12: nasometrie.(Amman, 2021)

- Luisteren: door middel van een luisterbuisje (zie afbeelding 13). Hiermee kan samen met de logopedist geluisterd worden naar het geluid wat uit de neus en mond van het kind komt. Wanneer er klanken worden gemaakt waar geen lucht door de neus zou moeten komen, kan het kind luisteren of er ook echt geen lucht door de neus komt (ASHA, 2020).
Afbeelding 13: Luisterbuisje. (Kummer, 2021)
- Voelen: bij een klank zoals de /m/ trillen de neusvleugels. Bij bijvoorbeeld een /b/ horen ze niet te trillen. Door simpelweg een vinger op de neusvleugel te leggen kan het kind bij zichzelf voelen of de neusvleugels wel of niet trillen. Om het antwoord te controleren zal de logopedist ook bij het kind meevoelen (de Bodt et al., 2015).
Maak jouw eigen website met JouwWeb